Geplaatst op zondag 21 juni 2015 @ 18:08 , 795 keer bekeken
Mystiek en spiritualiteit staan volop in de belangstelling. Je zou haast uit het oog verliezen dat het eerste een vorm van religieus ervaren is die vele eeuwen teruggaat. Boris Todoroff schreef een verdienstelijke geschiedenis van tweeduizend jaar christelijke mystiek.
Vlaanderen en Nederland mogen dan in een hoog tempo ontkerstenen, tegelijk groeit de belangstelling voor spiritualiteit en mystiek. Vormingscentra die cursussen aanbieden over mystieke auteurs kunnen rekenen op een talrijk en zeer divers publiek, en ook het aantal wetenschappelijke en vulgariserende publicaties neemt alsmaar toe. Recent nog zagen in amper een paar weken tijd liefst drie boeken over Hadewijch het licht, terwijl het handboek Spiritualiteit van de Nijmeegse theoloog Kees Waaijman, een kanjer van bijna duizend bladzijden, al na twee jaar zijn tweede druk beleefde. Het valt daarbij op dat de benaderingswijzen steeds gevarieerder worden. De theologie had al geruime tijd het gezelschap gekregen van de literatuurwetenschap en de geschiedenis, en nu mengen ook de kunstgeschiedenis en de gender-studies zich steeds nadrukkelijker in het debat. Tegelijk is de rekrutering van onderzoekers ingrijpend veranderd: waren de geestelijken lange tijd in de meerderheid, nu hebben de leken zich ook hier en masse aangemeld, met onder hen steeds meer vrouwen. En eigenlijk is dat laatste niet meer dan un juste retour des choses.
,,Mystiek,'' schrijft de Zwitserse mystiekvorser Kurt Ruh in de inleiding tot zijn vierdelige Geschichte der abendländischen Mystik, ,,wordt pas in de volkstaal zichzelf.'' Dat betekent dus: vanaf de dertiende eeuw. Toen gingen vrouwen, die het Latijn van de geleerde clerus niet of maar ten dele machtig waren, hun mystieke ervaringen in de volkstaal neerschrijven. De mystiek is sindsdien een van die zeldzame domeinen waarin vrouwen nagenoeg ononderbroken een vooraanstaande rol hebben gespeeld.
De sterk toegenomen belangstelling voor de christelijke mystiek en de enorme aanwas van publicaties over het onderwerp hebben in de afgelopen decennia tot grootscheepse syntheses geleid, waarin de geschiedenis van de westerse mystiek behandeld wordt. Behalve aan het werk van Kurt Ruh denk ik ook aan het magnum opus van de Amerikaanse theoloog Bernard McGinn, The Presence of God: A History of Western Mysticism, dat op vijf delen is begroot, waarvan er ondertussen drie verschenen zijn. Met zo'n vloot kan het eendelige, maar toch nog fors uitgevallen werk waarin Boris Todoroff de geschiedenis van de christelijke mystiek van Jezus tot nu beschrijft, uiteraard moeilijk vergeleken worden. Anders dan Ruh en McGinn, die ook de specialisten proberen te bedienen, richt Todoroff zich vooral tot de geïnteresseerde leek. Dat is aan het veel bescheidener notenapparaat duidelijk te zien, ook al voel je op elke bladzijde de grote, maar nooit opdringerige belezenheid van de auteur.
Todoroff beperkt zich tot de canon van de christelijke mystiek. Hij begint zijn historisch overzicht met een bespreking van de bronnen waaruit deze canon zich ontwikkeld heeft: enerzijds zijn dat de interpretaties van het leven van Christus, zoals die te vinden zijn in de brieven van Paulus en in de canonieke en (gnostisch geïnspireerde) apocriefe evangelies; anderzijds is dat het neoplatonisme. Vervolgens komen twee Griekse kerkvaders aan bod, wier geschriften op de westerse mystiek een beslissende invloed hebben uitgeoefend: voor Gregorius van Nyssa is het schouwen van de onmetelijke God per definitie een proces van onverzadigbaar hunkeren, dat zich steeds verdiept; voor pseudo-Dionysius de Areopagiet is de eenwording met een principieel onkenbare God slechts mogelijk in een verblindende wolk van duisternis, waarin alle menselijke vermogens zijn opgeschort.
De stap naar het Westen zet Augustinus. Voortbouwend op de Griekse kerkvaders ontwerpt hij het kader dat de westerse mystiek zal bepalen. Verschillende hoofdstukken bestaan vooral uit portretten van centrale figuren: Bernardus van Clairvaux, Franciscus en Hadewijch, Eckhart en Ruusbroec, Johannes van het Kruis, de gouden eeuw van de Franse mystiek (François de Sales, Blaise Pascal en Madame Guyon) en de Duitse piëtist Jakob Boehme. Todoroff eindigt zijn overzicht met een uitvoerig hoofdstuk over de twintigste eeuw. In die eeuw vervagen de criteria om van mystiek te spreken. Ook neemt het belang van geloof of kerk af ten gunste van moeilijker te definiëren vormen van religiositeit. Een duidelijke canon van mystici is bijgevolg (nog) niet te geven. Todoroff laat een stoet van figuren voorbijtrekken die de heterogeniteit van deze periode illustreren. Hij sluit zijn boek af met een karakterisering van de mystiek in een aantal spraakmakende boeken van de laatste decennia: Een cursus in wonderen, De Celestijnse belofte en Een ongewoon gesprek met God.
Anders dan men op grond van dit overzicht wellicht zou kunnen denken, is dit boek geen portrettengalerij zonder onderling verband. Todoroff heeft eenheid aan zijn boek gegeven door telkens te vermelden wat de besproken mysticus met voorgangers en opvolgers verbindt. Ook maakt hij telkens gebruik van het model van het mystieke omvormingsproces van de Amerikaan Ken Wilber, dat in het eerste hoofdstuk uiteengezet wordt. Het gaat om drie concentrische cirkels, die elk een niveau van waarneming voorstellen dat de mysticus passeert bij zijn reis naar binnen. De buitenste cirkel is die van de empirie, de tweede die van de rede en van het gevoel. Wanneer de mysticus de derde cirkel bereikt, schouwt hij met het geestesoog de kern, die het wezen van alle dingen en van hemzelf uitmaakt. Dan kan de werkelijkheid worden ,,ingevouwen'', zodat de materiële werkelijkheid, die eerst alles leek te omvatten (de buitenste cirkel), zich nu aan de binnenkant bevindt, en beleefd wordt vanuit het geestesoog, vanuit de kern.
Het voordeel van dit model is dat het helder en soepel genoeg is om het hele boek door als didactisch instrument bruikbaar te zijn, zonder dat de teksten geweld wordt aangedaan.
Mystieke ervaringen zijn ongrijpbaar voor een historicus: wat hij heeft, zijn enkel teksten. Het mooie van Todoroffs boek is dat hij daaruit zijn conclusies getrokken heeft, en van zijn geschiedenis van de mystiek in hoge mate een geschiedenis van mystieke téksten heeft gemaakt. Het boek bevat talrijke, vaak zeer uitvoerige citaten die, zonder hoogdravendheid of jargon, helder en met zorg worden toegelicht. Veel van die passages zijn zo fascinerend en sommige zo aangrijpend dat je meteen met het volledige werk van de besproken auteur kennis zou willen maken. Een onvergetelijk voorbeeld is Simone Weils relaas van haar ,,mystiek huwelijk'' met Christus: hoe ze met hem op een zolderkamer leeft, het brood breekt, wijn drinkt, slaapt op de plankenvloer: ,,Op een dag zei hij tegen mij: 'Ga nu heen.' Ik viel op mijn knieën, ik omvatte zijn benen, ik smeekte hem mij niet weg te jagen. Maar hij duwde me naar de trapgang. Ik liep de trap af zonder iets te beseffen, mijn hart was aan stukken. Ik liep door de straten. Toen merkte ik dat ik helemaal niet wist waar dat huis zich bevond.''
Van een schrijfster die haar mystieke nacht op zo'n wijze weet te verwoorden, zou je meteen meer willen lezen. En dan komt de teleurstelling. Want in de bijbehorende noot lees je dat Todoroff de passage zelf heeft vertaald, en dat de Franse uitgave waarop hij zich baseert dertig jaar geleden verschenen is. En dan zou je willen dat er in het Nederlands zo'n stevige, duidelijk herkenbare reeks zou bestaan als de Amerikaanse Classics of Western Spirituality, waarvan de delen ook op langere termijn beschikbaar blijven. Want ook al blijkt uit Todoroffs notenapparaat dat er in het Nederlands zeer veel is vertaald, veel is ondertussen ook alweer uit de boekhandels verdwenen, of door zulke kleine uitgeverijen op de markt gebracht dat de boeken slechts met moeite te vinden zijn.
Todoroff is er dus niet alleen in geslaagd een deskundig boek te schrijven, maar het lukt hem ook zijn liefde voor het onderwerp op zijn lezers over te dragen. Juist omdat dit zo'n mooi boek is, heb ik me gestoord aan allerlei kleine feilen die een goede redacteur had kunnen corrigeren. Het register bevat bijvoorbeeld lang niet altijd de informatie die je verwacht; soms wordt een term (channeling-literatuur bijvoorbeeld) te laat toegelicht, wordt een naam op twee verschillende manieren geschreven, een Frans of Spaans woord verkeerd gespeld of blijken data niet te kloppen. Bijzonder storend is het gebruik van ,,doorheen'' als voorzetsel, en dat ontelbare keren, door het hele boek heen. Het zijn, toegegeven, kleine irritaties. Maar als een uitgeverij een prachtboek als dit in zijn fonds opneemt, dan is, lijkt me, geen enkele zorg groot genoeg.
Bron: Frank Willaert; De Standaard, 19 December 2002.
BORIS TODOROFF, Laat heb ik je liefgehad. Christelijke mystiek van Jezus tot nu, Davidsfonds, Leuven, 476 blz., 22,50 euro.
Welkom bij Clubs!
Kijk gerust verder op deze club en doe mee.
Of maak zelf een Clubs account aan: