Improperia Maiora - Popule meus

‘Het Beklag Gods’ of ‘Improperia’ (kerkelijk Latijn, meervoud van improperium = verwijt) is een gezang tijdens de kruisverering in de Latijnse liturgie van Goede Vrijdag. In sommige kerken is “Het beklag Gods” (een vraag- en antwoordgezang) een vast onderdeel in de liturgie van Goede Vrijdag. God beklaagt zich over zijn volk. Vanouds begint dat met de woorden “Mijn volk, wat heb Ik u gedaan? Of waarin heb Ik u bedroefd? Antwoord Mij!” Het verwoordt de klacht van God over alles wat Hij voor zijn volk heeft gedaan. Echter, het is Hem ontrouw geweest. Uiteindelijk heeft het zelfs zijn eigen Redder aan het kruis gebracht. Sommigen denken dat Het Beklag Gods waarschijnlijk is ontstaan in de 2e eeuw en in de 4e eeuw in de tijd van Augustinus. In die tijd heerste er een klimaat van anti-judaïsme. Het joodse volk werd verguisd vanwege de vermeende moord op Jezus. Anderen denken dat ‘Het Beklag Gods’ is ontstaan in de 9e eeuw. De eerste versies van ‘Het Beklag Gods’ waren eenstemmig in het Gregoriaans. Later is ‘Het Beklag Gods’ verschillende malen meerstemmig op muziek gezet. In 1560 componeerde Giovanni Palestrina de eerste versie in polyfone muziek. Paus Pius IV gaf vervolgens opdracht om het uit te voeren in de Sixtijnse Kapel, waar men het nog elk jaar op Goede Vrijdag kan horen. De tekst van ‘Het Beklag Gods’ is genomen uit het officiële misboek van de Rooms-katholieke Kerk, dat in opdracht van het concilie van Trente (1545-1563) werd samengesteld. In de loop der eeuwen is het dikwijls gebruikt om het antisemitisme te voeden. In de Middeleeuwen kon een exclusief verwijt aan Israël worden gehoord: “de moordenaars van Jezus”. Zoals het helaas eeuwenlang in veel kerken is gezegd en nog wel wordt gezegd: 'Zijn bloed kome over ons en onze kinderen' (Mattheüs 27 : 25). Het gebeurde in Oost-Europa dat na het vieren van de Kruisdood van Jezus het christenvolk naar de joodse wijken of dorpen trok om er te roven, te brandschatten, de vrouwen te verkrachten, de mannen te vermoorden en het vee te stelen.